fbpx

Nostalgie: woorden uit grootmoeders tijd, wie kent ze nog?

woorden uit grootmoeders tijd

De wereld verandert, de taal ook. Vraag aan je (klein)kinderen wat een wolletje of een lavet is, en zullen je aankijken of het buskruit nog uitgevonden moet worden. Toch was het niet zo heel lang geleden dat we deze woorden heel gewoon vonden. We hebben een aantal nostalgische woorden op een rijtje gezet, al kunnen we natuurlijk niet alles noemen. Ken jij ze nog? En ken je er meer?

Lees ook:
Oud-Hollandse hapjes

Woorden uit grootmoeders tijd

aap noot mies

8x woorden in de categorie kleding

  1. Twinset – truitje met vestje van hetzelfde materiaal
  2. Duffel – ruwe wollen stof waarvan jassen, vaak met houtje-touwtje sluiting, gemaakt werden
  3. Bandplooibroek – broek met plooien in de tailleband, balloneffect
  4. Plusfour – driekwartbroek, ook bekend als knickerbocker
  5. Bordeelsluipers – halfhoge herenschoen van suède met vetersluiting
  6. Wolletje – gebreid onderhemd, ook wel borstrok genoemd
  7. Jaeger ondergoed – van de firma Jaeger, warme lange onderbroeken en hemden
  8. Pukkel – plompe canvas (soldaten)tas, te betrekken bij een legerdump

9x woorden in de categorie huiskamer

  1. Buffetkast – halfhoge kast waarin serviesgoed werd bewaard
  2. Valletje – siergordijntje aan de bovenkant van het raam
  3. Clubfauteuil – comfortabele leunstoel, meestal in leer uitgevoerd
  4. Plafonnière – grote platte lamp aan het plafond
  5. Radio distributie – ontvanger voor enkele voorgeselecteerde kanalen, zoals overheid en kerk
  6. Piratenzender – illegale radiozender, die vaak vanaf zee uitzond, zoals Veronica
  7. Letterbak/kast – overbodig geworden houten bewaarbak voor loodletters uit de drukkerij, werd populair als wanddecoratie vol frutsels
  8. Zitkuil – verdiept gedeelte in de woonkamer met zitmeubelen
  9. Plantenhanger – gemacrameede touwconstructie om een plant met pot in te hangen, tegenwoordig weer helemaal in

5x spullen uit de keuken

  1. Sudderpitje – klein petroleumbrandertje waarop gerechten urenlang konden sudderen
  2. Draadjesvlees – doorgestoofd vlees dat zo gaar is dat het in ‘draadjes’ uit elkaar valt
  3. Melkkoker – kokervormige pan met gaatjesdeksel waarin melk werd gekookt
  4. Flessenschraper – gereedschap om laatste restjes uit glazen vla/yoghurtflessen te schrapen
  5. Tafelschuier – voorloper van de kruimeldief, minirolveger om broodkruimels etc. van het tafellaken te verwijderen
nostalgie zakhorloge

8x woorden uit het huishouden

  1. Boenwas – doorgaans bijenwas, om houten vloeren en meubelen te onderhouden
  2. Wasmachineblauw – toevoeging in de wasmachine voor een extra witte uitstraling van de was
  3. Stijfsel – toevoeging aan het strijkgoed, voor een strak resultaat
  4. Wasstamper – houten gevorkte stamper om de was te bewerken in het lavet
  5. Lavet – soort vergrote wasbak in de badkamer waarin je een kind of de was kon doen
  6. Ragebol – borstel op een lange steel zodat je ook bij de hoog hangende spinnenwebben kon
  7. Dienstmeisje – die deed dat voor je
  8. Snijbonenmolen – handmolentje, met bankschroef aan het aanrecht vastgezet, om snijbonen in reepjes te snijden

10x willekeurige woorden uit grootmoeders tijd

  1. Knipperbol – knipperende oranje bol op een zwart/witte paal, gaf aan waar een zebrapad was
  2. Drinkebroer, slampamper – iemand die te veel drinkt
  3. Schreien – huilen
  4. Strapatsen – streken
  5. Friese doorlopers – schaatsen van ver voor de klapschaats, je bond ze onder je schoenen en kon er de Elfstedentocht mee uitrijden
  6. Levertraan – uit walvis verworven vitamine D-preparaat, dat je liever niet maar moest slikken van je moeder
  7. Boerenjongens – drankje op basis van brandewijn en rozijnen
  8. Jonge klare – glaasje jonge jenever
  9. Diender – politieagent
  10. Geveltoerist – inbreker

Lees ook:
13x spullen die we vroeger massaal meenamen met kamperen